Ze wilde niet meer afdwalen, ze wilde niet meer uit staan en haar gedachtes de vrije loop laten. ‘Gewoon’ voor zich uit staren. Maar toch gebeurde het steeds, ze was zo moe dat ze maar moeilijk haar aandacht erbij kon houden.
Ze wilde het niet meer
Ze wilde het niet meer, omdat ze dan ineens weer herinneringen kreeg. Herinneringen aan de bevalling. En niet zo maar herinneringen. Nee. Echte momenten, waarop het leek alsof ze weer aan het bevallen was. Het voelde alsof ze weer helemaal dáár was, vol in de weeën, druk met wegzuchten, ademhalen, de pijn. Ze zag zichzelf aan het bed hangen. Ze kon de geur zelfs nog ruiken.
Ze kon ze dan ook niet tegenhouden. Het schoot in haar hoofd en voor ze het wist was ze aan het bevallen. Maar de baby is er allang!
Soms lukte het haar om zichzelf bezig te houden
Dan verzon ze steeds weer iets om te doen. Maar doordat ze zo moe was – wat wil je met een baby – lukte het haar niet om dat vol te houden. En dan lag ze daar weer. Of zat. Of hing.
Niet wat ze wilde!
In het begin dacht ze: dat hoort er gewoon even bij
De bevalling is nog niet zo lang geleden, het was ook vet heftig, dit heeft tijd nodig. Maar het maakte niet uit hoeveel verder ze kwam in de tijd: zodra ze wegdroomde, nam haar hoofd haar mee naar de bevalling. Niet elke keer, maar wel vaak. Te vaak.
Toen ze weer aan het werk ging werd het er niet makkelijker op
Het lukte nog niet om de hele dag geconcentreerd te werken. De nieuwe situatie was enorm zoeken: haar werk doen en nu dus ook een gezin hebben. En met alle nieuwe dingen op het werk was dat óók inkomen!
Maar daardoor zat ze regelmatig naar het beeldscherm te staren zonder iets te zien. En dan kwam die bevalling in haar hoofd. Op het werk!
Thuis brak het zweet dan spontaan uit, maar op het werk helemaal. In 7 verschillende kleuren!
‘Ik heb echt de beste leidinggevende, maar daar ga ik dit toch niet aan vertellen?!’
Ze wilde dit echt niet meer. Het was zó naar om dat gevoel van de bevalling steeds weer te hebben!
En ze werd er bang van: Ik heb hier geen controle over. Hoe kan ik nou op mezelf vertrouwen? Ik wil dit niet en mijn hoofd en lijf doen het toch!
We zijn samen aan de slag gegaan. Zij en ik.
Want dit is niet met een vingerknip opgelost. Dit kost werk.
En dat hebben we gedaan: in haar tempo. Want soms kon ze het er echt niet bij hebben, hoe graag ze ook wilde. Dus dan gingen we langzamer.
Samen ruimden we op, wat er in de weg zit. Een grote voorjaarschoonmaak zeg maar!
En toen? Toen kreeg ze rust. Haar hoofd kon eindelijk tot rust komen. En daarna haar lijf ook.
Bij onze laatste afspraak zei ze
‘Ik ben niet meer bang. Ík kan nou bepalen waar mijn gedachtes heen gaan – en niet mijn hoofd.’